SV | En het geschiedde in het begin hunner woning aldaar, dat zij den HEERE niet vreesden; zo zond de HEERE leeuwen onder hen, die [enigen] van hen doodden. |
WLC | וַיְהִ֗י בִּתְחִלַּת֙ שִׁבְתָּ֣ם שָׁ֔ם לֹ֥א יָרְא֖וּ אֶת־יְהוָ֑ה וַיְשַׁלַּ֨ח יְהוָ֤ה בָּהֶם֙ אֶת־הָ֣אֲרָיֹ֔ות וַיִּֽהְי֥וּ הֹרְגִ֖ים בָּהֶֽם׃ |
Trans. | wayəhî biṯəḥillaṯ šiḇətām šām lō’ yārə’û ’eṯ-JHWH wayəšallaḥ JHWH bâem ’eṯ-hā’ărāywōṯ wayyihəyû hōrəḡîm bâem: |
En het geschiedde in het begin hunner woning aldaar, dat zij den HEERE niet vreesden; zo zond de HEERE leeuwen onder hen, die [enigen] van hen doodden.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
En het geschiedde in het begin hunner woning aldaar, dat zij den HEERE niet vreesden; zo zond de HEERE leeuwen onder hen, die [enigen] van hen doodden.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!